Ze waste haar handen en keek naar de muur.
Het schemerde. Achter haar hoorde ze iets kraken.
Ze kroop naar voren op de bank en ging op een oncomfortabele manier stilzitten. Turend naar het licht op de gang, in de hoop dat er iets of iemand tevoorschijn zou komen.
Na een minuut zuchtte ze en legde ze haar handen onder haar bovenbenen. Nog steeds niemand. Haar buik maakte een geluid dat ze niet kon plaatsen. Gelukkig maar, dat er geen getuige was van het geluid. Ze ademde diep, maar met iedere uitademing werd het geluid harder, alsof de lucht van een andere plek kwam dan ze gewend was.